Print This Page

Aromatherapie en kruidengeneeskunde


AROMATHERAPIE EN KRUIDENGENEESKUNDE:

Er is natuurlijk een duidelijk verband met de kruidengeneeskunde en aromatherapie: zij overlappen elkaar en vullen elkaar aan. Er zijn grote verschillen in de eigenschappen van een plant, afhankelijk van hoe de delen van die plant worden bereid. Bijvoorbeeld de zoete amandel bevat in ongeraffineerde vorm ook het vergif cyanide. Duidelijk zal zijn dat voor inwendig gebruik kruidenpreparaten beter geschikt zijn dan etherische oliën, die toch veel geïsoleerde vergiften kunnen herbergen, de slijmvliezen kunnen irriteren en deze zelfs ernstig kunnen beschadigen.
Het heeft bijna altijd een voordeel om aromatische oliën in een kruidencontext te plaatsen. Dit geeft meer inzicht in hun karakteristieken en de twee therapieën vullen elkaar aan, waar de ene beter geschikt is voor inwendig gebruik en de ander uitstekend geschikt is voor uitwendig gebruik.
Het is onbegonnen werk om aromatherapie en fytotherapie te scheiden. Ze overlappen elkaar en vullen elkaar aan. Persoonlijk vind ik het daarom belangrijk om bij een behandeling ook de fytotherapie mee te nemen en tincturen, aftreksels en kruidenthee te gebruiken.

Organische bestanddelen:
Dit zijn stoffen die de plant tijdens de groei heeft gevormd en opgeslagen. Naast werkzame stoffen komen ook indifferente- of ballaststoffen voor. Deze stoffen zijn toch van invloed, omdat ze de opname van de werkzame stoffen in het organisme versnellen of verlangzamen. Bijna altijd zijn in een medicinale plant meerdere werkzame stoffen aanwezig. Één ervan is de hoofdstof. Deze kan bepalen of de plant ook medisch zal worden gebruikt. Hoe sterk de nevenstoffen de werking van de hoofdstof beïnvloeden wordt duidelijk als men die hoofdstof isoleert. Vaak is de werking dan totaal anders. De specifieke werking van een medicinale plant komt pas tot stand door het samenspel van alle stoffen die de plant bevat, ook de ballaststoffen.
Bij de stofwisseling van de groene plant ontstaan allereerst koolhydraten (suikers) en eiwitten. Een deel van de suikers wordt vervolgens omgezet in verschillende verbindingen, waarvan de vetten de belangrijkste voor de plant zijn. Ze zijn nodig voor het voortbestaan van de plant en daarom worden koolhydraten, eiwitten en vetten ook wel primaire bestanddelen genoemd. Maar bij de stofwisseling ontstaan ook verschillende niet voor de plant noodzakelijke stoffen, de zogenaamde secundaire plantenstoffen, die vooral als geneesmiddel worden gebruikt, zoals glycosiden, alkaloïden, looistoffen en vluchtige stoffen.
De werkzame stoffen zijn niet gelijkmatig door de gehele plant aanwezig, maar soms geconcentreerd in bloemen, bladeren, wortels, of opgeslagen in zaden, vruchten of schors, enz.  Verder wisselt het gehalte aan werkzame stoffen, door o.a de groeiplaats, het oogsten, plukken en drogen.

©®Copyright en registratie notaris. André Gielen 2001 –  2008


Previous page: De Families
Next page: Plantenstoffen